Uitgangspunten begroting 2023 en meerjarenraming 2024 t/m 2026
Bij het opstellen van de begroting 2023 en de meerjarenraming 2024-2026 zijn de onderstaande uitgangspunten en richtlijnen in acht genomen. Deze zijn opgenomen in de Voorjaarsnota 2022.
Algemeen
De (gewijzigde) begroting 2022 is het uitgangspunt voor de begroting 2023. De geactualiseerde stand van zaken van de budgetten 2022, vertaald in de Voorjaarsnota 2022, wordt verwerkt in de begroting 2023. Er wordt in eerste instantie uitgegaan van de nullijn, dat wil zeggen geen hogere ramingen ten opzichte van de begroting 2022. Onontkoombare prijsstijgingen mogen echter worden meegenomen in de budgetten. Deze zullen worden verrekend met de gebruikelijke stelpost voor loon- en prijsstijgingen die wordt berekend vanuit de meicirculaire 2022 en onderdeel uitmaakt van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
Daar waar kan worden volstaan met een lagere raming, dient een verlaging ten opzichte van de (gewijzigde) raming 2022 te worden aangehouden.
Bezuinigingsmaatregelen/taakstellingen
De begroting 2023 dient structureel en reëel in evenwicht te zijn of als dat niet het geval is, dient de meerjarenraming aannemelijk te maken dat dit evenwicht uiterlijk in 2026 tot stand zal worden gebracht.
Met het vaststellen van de begroting 2023 dient de gemeente Hulst de meerjarenraming 2024 tot en met 2026 sluitend te maken met bezuinigingsmaatregelen c.q. taakstellingen. Voor de bepaling van de financiële positie worden alle in de begroting opgenomen bezuinigingsmaatregelen op hardheid en haalbaarheid door de Provincie beoordeeld. Daarbij dienen de te treffen bezuinigingsmaatregelen concreet op programmaniveau te zijn ingevuld. Er zal hiervan een overzicht worden opgenomen aangevuld met eventuele stelposten, taakstellingen en eventuele reserveringen voor toekomstige financiële onzekerheden die verspreid in de begroting op programmaniveau zijn opgenomen om een duidelijk inzicht in de financiële positie van de gemeente te geven.
Met andere woorden: er dient sprake te zijn van een reëel perspectief, waarbij de financiële gevolgen van maatregelen die tot een herstel van het evenwicht moet leiden, met besluitvorming door de gemeenteraad zijn onderbouwd (Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader).
Dividend PZEM/GBE Aqua
Er wordt voor de komende jaren geen dividenduitkering van PZEM geraamd. Een eventuele dividenduitkering wordt gestort in GBE Aqua voor aflossing van de lening voor de overname van de aandelen in Evides totdat deze volledig is afgelost (uiterlijk 2033). Voor GBE Aqua wordt vooralsnog uitgegaan van het verwachte dividend voor 2023 (€ 65.000) als structurele bate. Het meerdere wordt als incidentele bate geraamd in het jaar van vaststelling van het dividend.
Gemeenschappelijke regelingen
De toegestane inflatiecorrectie voor de begroting 2023 van GR-en bedraagt 2,7% (VZG-richtlijnen voor de begroting 2023). Voor de gemeenschappelijke regelingen is voor 2023 geen bezuinigingsrichtlijn vastgesteld. Verder is de maximum-norm voor reservevorming door GR-en vastgesteld op 5% van alle baten van de desbetreffende gemeenschappelijke regeling. Het meerdere moet in maximaal 5 jaar worden uitgekeerd aan de deelnemers. Negatieve resultaten moeten in eerste instantie uit de reserves worden afgedekt.
Subsidies
Met de vaststelling van het nieuwe subsidiebeleid vanaf het subsidiejaar 2021 is bepaald, dat indexering van de subsidies van professionele organisaties eveneens conform de VZG-richtlijnen wordt vastgesteld en bedraagt zoals genoemd 2,7% voor 2023. Voor vrijwilligersorganisaties worden de subsidies één keer per bestuursperiode (om de 4 jaar) geïndexeerd conform de prijsontwikkeling.
Autonome groei
De financiële ontwikkelingen die een gevolg zijn van een wijziging van o.a. het aantal inwoners, woningen, bijstandsgerechtigden etc. zullen in de begroting worden opgenomen. In 2023-2026 wordt voor wat betreft het aantal inwoners uitgegaan van een stijging van het huidige aantal inwoners (werkelijk 1-1-2022: 27.532) naar 27.575 in 2023 door met name een stijging van het aantal ouderen/senioren.
Voor het begrotingsjaar 2023 gaan we uit van een lichte stijging van het aantal woonruimten (inclusief recreatiewoningen) in 2022, namelijk van 13.617 naar 13.630 (stand 1-1-2023). Voor de jaren daarna wordt uitgegaan van een gelijkblijvend aantal inwoners en woonruimten.
Personeelskosten
In de begroting 2023 wordt de loonsom gebaseerd op de loonsom behorende bij de formatie per 1 juni 2022 van het ambtelijk apparaat (inclusief vacatures) en de laatst vastgestelde CAO geldend voor de periode tot 1-1-2023. Op dit moment is er nog geen zicht op de ontwikkeling vanaf 2023. Vooralsnog gaan we voor 2023 uit van een verdere stijging met 3,6%, gebaseerd op de verwachte loonontwikkelingen voor de sector overheid in de meicirculaire 2022 van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Voorzichtigheidshalve is aanvullend hierop nog een stelpost opgenomen. Deze stelpost staat onder nader te concretiseren. Hiermee kan een stijging van de salarissen tot 5% worden opgevangen binnen de voorliggende begroting.
Prijsniveau (prijspeil)
Voor het opstellen van de budgetten mogen onontkoombare prijsstijgingen ten opzichte van de begroting 2022 worden meegenomen. De huuropbrengsten worden verhoogd met het indexpercentage zoals in het betreffende huurcontract is opgenomen. De inflatiepercentages, gecorrigeerd voor belastingen (o.a. BTW), zoals door het CBS becijferd voor de afgelopen jaren waren wederom laag (2021: 2,5%, 2020: 1,2%, 2019: 1,6%, 2018: 1,4%), maar door de economische effecten van de coronapandemie en de stijgende gas- en olieprijzen wel aan het stijgen. Echter tot op heden heeft de inflatie nog nauwelijks effect gehad op het totale budget van de gemeente Hulst. Voor de komende jaren wordt een grotere stijging van de inflatie verwacht door het CPB (2022: 5,2%, 2023 2,3%). Daarbij gaat het CPB uit van geleidelijk dalende energieprijzen en mondiale logistieke problemen tot eind 2022. Omdat vooraf moeilijk is in te schatten op welke budgetten de prijsstijgingen het meeste invloed heeft, nemen wij hiervoor een aparte stelpost op voor het totale begrotingsbudget, gebaseerd op de percentages zoals die worden gepubliceerd in de meicirculaire 2022. De reeds doorgevoerde prijsstijgingen op de diverse budgetten worden hiermee verrekend.
Rente
- De rentelasten worden aan de investeringen toegerekend via een omslagpercentage (verplicht via het nieuwe taakveld Treasury).
- Conform de aanbeveling in het BBV wordt geen rente aan de reserves (eigen vermogen) toegerekend.
- De rente over de boekwaarde van exploitatieplannen wordt gebaseerd op de berekening uit de Notitie grondexploitaties 2019 van de commissie BBV. Bij een eventueel negatieve boekwaarde wordt geen rentevergoeding aan het betreffende exploitatieplan toegerekend. In de herziening van de exploitatieplannen zal rekening worden gehouden met dit percentage.
- Door de onlangs ingezette stijging van de rente wordt in 2023 voor nieuwe investeringen met een rente van 2,0% gerekend. Het werkelijke gemiddelde rente(omslag)percentage in 2021 bedroeg 0,83%. In de begroting is een stelpost opgenomen indien de rente verder stijgt. De stelpost dekt een stijging van de rente tot circa 3% bij een investeringsvolume van circa 25 miljoen euro.
- Over het tekort aan financieringsmiddelen wordt met een rente van 0,50% gerekend tot de kasgeldlimiet en 2,0% boven de limiet.
Algemene uitkering
Bij de beoordeling of er sprake is van een materieel sluitende (meerjaren)begroting wordt, voor wat betreft de algemene uitkering uit het gemeentefonds, uitgegaan van de meicirculaire 2022 en de daarin opgenomen uitkeringsfactoren. De herverdeling van het gemeentefonds is daarin opgenomen. De effecten hiervan worden in de begroting 2023 en meerjarenraming 2024-2026 meegenomen.
Sociaal Domein
De lasten inzake het sociaal domein worden structureel geraamd. Indien de lasten de baten overschrijden wordt dit tekort verrekend met de reserve sociaal domein. Een eventueel overschot wordt gestort in de reserve sociaal domein.
Ontwikkeling lokale lasten
In de bij de begroting 2023 behorende meerjarenraming wordt rekening gehouden met een hogere opbrengst voor de jaren 2024 t/m 2026 door indexering/inflatiecorrectie van de OZB woningen met 3% voor 2023 en 2024 en met 2% voor 2025. Voor de OZB niet-woningen wordt rekening gehouden met een hogere opbrengst voor de jaren 2023 en 2024 van 3%. De overige heffingen, behalve de hondenbelasting en de afvalstoffenheffing, zullen met 2% worden geïndexeerd voor 2023.
Voor de toeristenbelasting wordt rekening gehouden met een stijging per overnachting naar € 0,80 in 2023, € 0,95 in 2024, € 1,10 in 2025 en € 1,25 in 2026. Het parkeertarief wordt, naast een indexering van 2%, in 2023 met € 0,10 verhoogd.
Kostendekkendheid geldt als principe voor de volgende heffingen en retributies:
- Rioolrechten;
- Afvalstoffenheffing;
- Leges;
- Lijkbezorgingsrechten.
Investeringen
De in 2023 en voor de daaropvolgende jaren 2024, 2025 en 2026 geplande investeringen, zo mogelijk met actuele beheersplannen als basis, moeten gedetailleerd per project en per programma worden opgenomen met daarbij het investeringsbedrag, de verwachte economische levensduur, eventuele bijdragen van derden, de verwachte doorlooptijd (afrondingsjaar). De ambtelijke inzet in uren voor deze investeringen wordt opgenomen in de reguliere exploitatie op het taakveld waartoe de betreffende investering behoort, dus maakt geen onderdeel uit van het investeringsbedrag.
Door de geplande investeringen afzonderlijk te benoemen is het mogelijk een geprognosticeerde balans te presenteren in de programmabegroting zoals vanaf 2017 verplicht is. Ook leidt dit tot een betere afweging vooraf over de inzet van middelen voor investeringen. Het overzicht kan eventueel vergezeld gaan van een prioriteitenlijst, zodat de raad op basis daarvan nog een keuze kan maken. Beschikbaarstelling van de kredieten zal later bij afzonderlijk raadsvoorstel en –besluit geschieden.
De (vervangings)investeringen voor materieel van de buitendienst worden rechtstreeks op het desbetreffende programma gemaakt, zodat deze bij de vaststelling van de begroting door de gemeenteraad worden geautoriseerd. Deze zullen echter wel apart moeten worden benoemd in het overzicht van investeringen.
Meerjarenraming 2024-2026
Uitgegaan wordt van:
- Bestaand beleid, basisjaren gelijk aan ontwerpbegroting + 3 volgende jaren;
- De algemene uitkering wordt gebaseerd op de meicirculaire 2022 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en gaat uit van uitkeringsfactoren in constante prijzen;
- Gelijkblijvende inwonersaantallen (per 1-01-2023: 27.575);
- Het geraamde aantal woonruimten blijft gelijk (stand 1-1 2023: 13.630);
- Voor de berekening van de kapitaallasten van nieuwe en vervangingsinvesteringen wordt uitgegaan van een rente van 2%;
- Er wordt geen rente toegerekend aan de reserves (eigen vermogen);
- Mutaties als gevolg van incidentele aangelegenheden: afwijkende ramingen die binnen de planperiode vallen, worden toegelicht.