Uitkeringen gemeentefonds 2023-2026
De uitkering gemeentefonds (UGF) 2023 en de UGF 2024-2026 zijn gebaseerd op de meicirculaire 2022 (gepubliceerd op 1 juni 2022).
In de meicirculaire 2022 is het nieuwe verdeelstelsel opgenomen. Vanaf 2023 is de berekening van de UGF gebaseerd op het nieuwe verdeelstelsel. Ondanks de kritische adviezen van de ROB en VNG heeft het ministerie besloten het nieuwe verdeelmodel in te voeren. Vanwege de nog te onderzoeken onderdelen heeft men echter besloten het positieve herverdeeleffect per inwoner te beperkten tot € 7,50 in 2023, € 22,50 in 2024 en € 37,50 vanaf 2025. Voor Hulst bedraagt het positieve herverdeeleffect € 183,00 per inwoner. Echter door de negatieve suppletie-uitkering van € 4,8 miljoen in 2023, aflopend tot € 4 miljoen in 2026 blijft dit voordeel uiteindelijk (vooralsnog) beperkt tot ongeveer € 1 miljoen structureel. Gezien de tijd die gemoeid is met nieuwe onderzoeken verwachten wij vooralsnog (binnen de planperiode) geen verdere positieve herverdeeleffecten. De onderwerpen die in elk geval nader onderzocht zullen worden en die tot nieuwe herverdeeleffecten kunnen leiden zijn: de centrumfunctie, eenouder-huishoudens en overige eigen middelen.
Een tweede belangrijke wijziging in de werking van het gemeentefonds is het accres. Door de stijging van de rijksuitgaven stijgt het gemeentefonds op grond van de normeringssystematiek mee. In juni is ingestemd met het voorstel om het volume-accres van het gemeentefonds voor de jaren 2022, 2023, 2024 en 2025 te bevriezen op de stand Voorjaarsnota 2022 . Vanaf 2026 is het accres vastgezet op een plus van in totaal 1 miljard euro bovenop de stand Miljoenennota 2022. Dat betekent dat er in deze periode alleen nog correcties te verwachten zijn voor Loon- en prijsstijgingen en taakmutaties.
Daarnaast wordt een deel van de middelen voor de accres stijging achtergehouden om in te zetten voor het volkshuisvestingsfonds en de woningbouwimpuls. Desondanks stijgt het gemeentefonds in Hulst door de accressen met € 1,4 miljoen in 2022 tot € 7,7 miljoen in 2025. In 2026 valt het accres terug tot € 4,3 miljoen.
Aangezien er vanaf 2026 geen volume accressen meer zullen worden toegekend, betekent dit dat er (behalve voor opgelegde nieuwe taken) geen nieuwe middelen zullen worden toegevoegd voor nieuw(e) uitgaven/beleid na 2026. Daarnaast valt de uitkering in 2026 fors terug door de structurele doorwerking van de opschalingskorting. Deze is namelijk incidenteel geschrapt in 2023 t/m 2025, maar komt volledig terug vanaf 2026.
Er wordt opnieuw eenmalig geld beschikbaar gesteld om de tekorten in de jeugdzorg te dekken. Inclusief de middelen voor taakmutaties is er in de meicirculaire 2022 voor 2023 bijna € 2,3 miljoen meer beschikbaar voor jeugd dan in de septembercirculaire 2021. Het Rijk gaat er daarbij vanuit dat de bezuinigingsmaatregelen uit de hervormingsagenda voor 2023 door de gemeenten gehaald zullen worden. Structureel gaan we er vooralsnog vanuit dat de tekorten die niet gedekt kunnen worden door maatregelen uit de hervormingsagenda alsnog door het Rijk gecompenseerd zullen worden. Er zal dan geen extra negatief budgettair effect ontstaan. De extra besparingen die het rijk wil realiseren (oplopend tot € 511 miljoen in 2027) zijn vooralsnog voor risico van het Rijk.
Onderdelen UGF 2023-2026
Zoals reeds in de inleiding van dit onderdeel gemeld, zijn de hieronder vermelde overzichten gebaseerd op de meicirculaire 2022. In deze circulaire worden de ontwikkelingen vermeld aangaande de Algemene uitkering (AU), de Integratie- en Decentralisatie uitkeringen (IU en DU) en de Integratie-uitkering Sociaal Domein (IU SD).
De verschillende uitkeringen uit het gemeentefonds zijn als volgt geraamd:
Gemeentefonds-uitkeringen | Primitief 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
---|---|---|---|---|
Algemene uitkering | 50.102.163 | 50.139.606 | 52.024.029 | 47.706.780 |
Integratie-uitkering WUW | 174.989 | 179.014 | 183.131 | 187.343 |
Div. overige integratie-uitkeringen | 407.898 | 407.898 | 402.898 | 402.898 |
totaal iu/du | 582.887 | 586.912 | 586.029 | 590.241 |
Uitkering Sociaal Domein Participatie | 3.873.118 | 3.678.190 | 3.596.059 | 3.506.005 |
Uitkering Sociaal Domein Zorg - Jeugd | - | - | - | - |
Totaal uitkeringen Sociaal Domein | 3.873.118 | 3.678.190 | 3.596.059 | 3.506.005 |
Totaal uitkering gemeentefonds | 54.558.168 | 54.404.708 | 56.206.117 | 51.803.026 |
stelpost vrijval ruimte BCF | 400.000 | 400.000 | 400.000 | 400.000 |
Totaal geraamd | 54.958.168 | 54.804.708 | 56.606.117 | 52.203.026 |
Mutatie uitkering gemeentefonds | -153.460 | 1.801.409 | -4.403.091 |
De belangrijkste redenen voor de bijstelling van de UGF ten opzichte van de begroting 2022 zijn:
- Bijstelling van de accressen. Zoals vermeld is de uitkering structureel ongeveer € 1 miljoen hoger.
- Naast de reële accresstijging zit in de accressen ook de compensatie voor loon en prijsstijgingen. Deze compensatie bedraagt ongeveer € 900.000 structureel per jaar. We schatten in dat de werkelijk benodigde compensatie voor loon- en prijsstijgingen op ongeveer € 1,8 miljoen per jaar uitkomt.
- De herverdeling gemeentefonds. Hoewel deze op basis van het verdeelmodel ruim € 5 miljoen hoger zou moeten zijn wordt er een negatieve suppletie uitkering verrekend om het herverdeeleffect te beperken tot € 37,50 per inwoner.
- Door de hogere afrekening van de onderuitputting BCF mag de stelpost worden verhoogd. In 2022 was hiervoor rekening gehouden met € 120.000. In de begroting 2023 houden we rekening met een uitkering van € 400.000 (75% van de toegestane stelpost).
Uitkering Gemeentefonds 2023–2026
Bij de meerjarige berekening van de UGF moet een inschatting worden gemaakt van de ontwikkeling van de uitkeringsbasis. Voor de meeste maatstaven wordt daarin de inschatting van het Rijk gevolgd, omdat wijzigingen in die inschatting gevolgen hebben voor de uitkeringsfactor en omdat gedeeltelijk nog onbekend is wat de definities van de nieuwe maatstaven zijn. Daar waar voor Hulst een afwijkende ontwikkeling ten opzichte van de landelijke trend verwacht wordt, zijn eigen inschattingen van de ontwikkeling van de maatstaven gebruikt. In de meerjarige berekening is rekening gehouden met eigen inschattingen voor de volgende maatstaven:
- WOZ waarde woningen: Er is rekening gehouden met een waardestijging over 2021 van 15,2%, daarna constant. Omdat de rekentarieven meerjarig niet worden bijgesteld door het Rijk, moeten de WOZ waarden eveneens constant worden verondersteld. De invloed van de verandering van de WOZ waarden in de meerjarenraming op de UGF, zal worden gecompenseerd door de toekomstige bijstelling van de rekentarieven. Voor niet-woningen is rekening gehouden met 1%.
- Inwoners: stijging 25 per jaar.
- Jongeren: meerjarig daling met 50 per jaar.
- Leerlingen voortgezet onderwijs: prognose Duo.
- Leerlingen speciaal onderwijs: prognose Duo.
- Bedrijfsvestigingen: constant.
- Woonruimten: meerjarig constant.
- Raming 2023 lopende prijzen, daarna tegen constante prijzen (dus gecorrigeerd voor compensatie van loon- en prijsmutaties).
Voor de overige maatstaven wordt de trend gevolgd die door het Rijk is ingeschat.